Statenvertaling.pdf

(4813 KB) Pobierz
B
IJBEL
S
TATENVERTALING
Bibles.org.uk, London.
All rights reserved. Copyright © 2001–2005 Bibles.org.uk
A
Typeset with pdfLTEX under Linux Sun 5
th
Feb, 2006
Permission for
personal
use only is hereby given.
O
UD
T
ESTAMENT
Pagina
Pagina
Genesis . . . . .
Exodus . . . . .
Leviticus . . . .
Numeri . . . . .
Deuteronomium
Jozua . . . . . .
Richteren . . . .
Ruth . . . . . . .
1 Samuël . . . .
2 Samuël . . . .
1 Koningen . . .
2 Koningen . . .
1 Kronieken . .
2 Kronieken . .
Ezra . . . . . . .
Nehemia . . . .
Esther . . . . .
Job . . . . . . .
Psalmen . . . .
Spreuken . . . .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
1
35
64
85
114
139
156
173
176
198
216
238
259
278
302
309
319
325
342
384
Prediker . . .
Hooglied . . .
Jesaja . . . . .
Jeremia . . . .
Klaagliederen
Ezechiël . . . .
Daniël . . . . .
Hosea . . . . .
Joël . . . . . .
Amos . . . . .
Obadja . . . .
Jona . . . . . .
Micha . . . . .
Nahum . . . .
Habakuk . . .
Zefanja . . . .
Haggaï . . . .
Zacharia . . .
Maleachi . . .
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
398
403
406
440
478
482
517
528
533
535
539
540
542
545
547
549
551
553
559
N
IEUW
T
ESTAMENT
Pagina
Pagina
Matthëus . . . . . .
Markus . . . . . . .
Lukas . . . . . . . .
Johannes . . . . . .
Handelingen . . . .
Romeinen . . . . . .
1 Korinthiërs . . . .
2 Korinthiërs . . . .
Galaten . . . . . . .
Efeziërs . . . . . . .
Filippensen . . . . .
Kolossensen . . . .
1 Thessalonicensen
2 Thessalonicensen
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
561
583
597
620
637
660
669
678
684
687
690
693
695
697
1 Timothëus
2 Timothëus
Titus . . . .
Filemon . . .
Hebrëen . .
Jakobus . . .
1 Petrus . . .
2 Petrus . . .
1 Johannes .
2 Johannes .
3 Johannes .
Judas . . . .
Openbaring
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
698
701
703
704
705
712
715
718
720
723
724
725
726
n den beginne schiep God den hemel en de aarde. De aarde nu was woest en ledig, en duisternis
was
op den afgrond; en de Geest Gods zweefde op de wateren. En God zeide: Daar zij licht! en
daar werd licht. En God zag het licht, dat het goed
was;
en God maakte scheiding tussen het licht
en tussen de duisternis. En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen
was het avond geweest, en het was morgen geweest, de eerste dag. En God zeide: Daar zij een uitspansel in
het midden der wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren! En God maakte dat uitspansel,
en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel
zijn,
en tussen de wateren, die boven het
uitspansel
zijn.
En het was alzo. En God noemde het uitspansel hemel. Toen was het avond geweest, en
het was morgen geweest, de tweede dag. En God zeide: Dat de wateren van onder den hemel in een plaats
vergaderd worden, en dat het droge gezien worde! En het was alzo. En God noemde het droge aarde, en
de vergadering der wateren noemde Hij zeeen; en God zag, dat het goed
was.
En God zeide: Dat de aarde
uitschiete grasscheutjes, kruid zaadzaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks
zaad daarin zij op de aarde! En het was alzo. En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid zaadzaaiende
naar zijn aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag, dat het
goed
was.
Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de derde dag. En God zeide: Dat
er lichten zijn in het uitspansel des hemels, om scheiding te maken tussen den dag en tussen den nacht;
en dat zij zijn tot tekenen en tot gezette tijden, en tot dagen en jaren! En dat zij zijn tot lichten in het
uitspansel des hemels, om licht te geven op de aarde! En het was alzo. God dan maakte die twee grote
lichten; dat grote licht tot heerschappij des daags, en dat kleine licht tot heerschappij des nachts; ook de
sterren. En God stelde ze in het uitspansel des hemels, om licht te geven op de aarde. En om te heersen
op den dag, en in den nacht, en om scheiding te maken tussen het licht en tussen de duisternis. En God zag,
dat het goed
was.
Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de vierde dag. En God zeide:
Dat de wateren overvloediglijk voortbrengen een gewemel van levende zielen; en het gevogelte vliege boven
de aarde, in het uitspansel des hemels! En God schiep de grote walvissen, en alle levende wremelende
ziel, welke de wateren overvloediglijk voortbrachten, naar haar aard; en alle gevleugeld gevogelte naar zijn
aard. En God zag, dat het goed
was.
En God zegende ze, zeggende: Zijt vruchtbaar, en vermenigvuldigt,
en vervult de wateren in de zeeen; en het gevogelte vermenigvuldige op de aarde! Toen was het avond
geweest, en het was morgen geweest, de vijfde dag. En God zeide: De aarde brenge levende zielen voort,
naar haar aard, vee, en kruipend, en wild gedierte der aarde, naar zijn aard! En het was alzo. En God
maakte het wild gedierte der aarde naar zijn aard, en het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte des
aardbodems naar zijn aard. En God zag, dat het goed
was.
En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar
Ons beeld, naar Onze gelijkenis; en dat zij heerschappij hebben over de vissen der zee, en over het gevogelte
des hemels, en over het vee, en over de gehele aarde, en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde
kruipt. En God schiep den mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw
schiep Hij ze. En God zegende hen, en God zeide tot hen: Weest vruchtbaar, en vermenigvuldigt, en vervult
de aarde, en onderwerpt haar, en hebt heerschappij over de vissen der zee, en over het gevogelte des hemels,
en over al het gedierte, dat op de aarde kruipt! En God zeide: Ziet, Ik heb ulieden al het zaadzaaiende
kruid gegeven, dat op de ganse aarde
is,
en alle geboomte, in hetwelk zaadzaaiende boomvrucht is; het zij u
tot spijze! Maar aan al het gedierte der aarde, en aan al het gevogelte des hemels, en aan al het kruipende
gedierte op de aarde, waarin een levende ziel
is, heb Ik
al het groene kruid tot spijze
gegeven.
En het was
alzo. En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet,
het was
zeer goed. Toen was het avond geweest, en het
was morgen geweest, de zesde dag.
Alzo zijn volbracht de hemel en de aarde, en al hun heir. Als nu God op den zevenden dag volbracht had
Zijn werk, dat Hij gemaakt had, heeft Hij gerust op den zevenden dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt
had. En God heeft den zevenden dag gezegend, en dien geheiligd; omdat Hij op denzelven gerust heeft
van al Zijn werk, hetwelk God geschapen had, om te volmaken. Dit
zijn
de geboorten des hemels en der
aarde, als zij geschapen werden; ten dage als de HEERE God de aarde en den hemel maakte. En allen
struik des velds, eer hij in de aarde was, en al het kruid des velds, eer het uitsproot; want de HEERE God
had niet doen regenen op de aarde, en er was geen mens
geweest,
om den aardbodem te bouwen. Maar
een damp was opgegaan uit de aarde, en bevochtigde den gansen aardbodem. En de HEERE God had den
mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de
mens tot een levende ziel. Ook had de HEERE God een hof geplant in Eden, tegen het oosten, en Hij stelde
aldaar den mens, dien Hij geformeerd had. En de HEERE God had alle geboomte uit het aardrijk doen
spruiten, begeerlijk voor het gezicht, en goed tot spijze; en den boom des levens in het midden van den hof,
en de boom der kennis des goeds en des kwaads. En een rivier was voortgaande uit Eden, om dezen hof te
bewateren; en werd van daar verdeeld, en werd tot vier hoofden. De naam der eerste
rivier is
Pison; deze
is het,
die het ganse land van Havila omloopt, waar het goud
is.
En het goud van dit land
is
goed; daar
is
ook
bedolah, en de steen sardonix. En de naam der tweede rivier
is
Gihon; deze
is het,
die het ganse land
I
G
ENESIS
1
,
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13, 14
15
16
17, 18
19, 20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
2
,
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
Zgłoś jeśli naruszono regulamin